Nieuwe website!

Welkom! Je bent uitgekomen op de nieuwe website van Voedingsgeneeskunde. De reguliere website is sterk verouderd en is aan vernieuwing toe.  Surf gerust rond, de website is nog niet compleet en volop in ontwikkeling. 

Grip krijgen op gedrag
Grip krijgen op gedrag

De leefstijl die iemand heeft, zou je kunnen omschrijven als een optelsom van het gedrag en de keuzes van die persoon. Om een betere leefstijl te bereiken, is dus gedragsverandering nodig. Gedrag begrijpen en er invloed op uitoefenen, is een onderwerp waar we als professionals een leven lang over kunnen blijven leren. We beseffen tegenwoordig veel beter dat werken aan voeding en leefstijl over gedrag gaat, maar daarmee weten we nog niet hoe je dat dan aanpakt.

Een van de modellen die bruikbaar zijn om gedrag concreet te benaderen, is het Triademodel (zie figuur 1) van hoogleraar Theo Poiesz, deskundige op het gebied van gedragsverandering.1 Hij laat zien dat een bepaald gedrag wordt vertoond als er voldoende motivatie, capaciteiten en gelegenheid voor zijn. Oftewel: wil iemand het, kan iemand het en krijgt hij er de kans voor? Voor we de kans op gedrag kunnen inschatten, is er nog een andere vraag aan de orde: over welk gedrag hebben we het precies? Vaak denken we te snel dat dat wel duidelijk is. ‘Meer groente eten’ wellicht, of ‘stress verminderen’? Hierbij is nog geen handeling geformuleerd. De kans is daardoor groot dat degene die zijn gedrag wil veranderen, niet weet wat hij precies moet doen. Of dat de professional die hem begeleidt, een ander beeld heeft dan de persoon zelf.

Concreet formuleren

Naast de misverstanden die kunnen ontstaan, is er nog een andere reden om concreet te worden bij het gewenste gedrag: hoe kun je toetsen of iemand iets wil en kan doen en er de kans voor zal krijgen, als je niet precies weet waar je het over hebt? Het formuleren van een als-dan zin kan hier behulpzaam zijn (ook wel aangeduid met de niet zo toegankelijke term implementatie-intentie). Bijvoorbeeld: ‘Als ik uit het werk kom, dan eet ik een handje tomaatjes, worteltjes of paprika’ of ‘Als ik een taak afrond, dan kijk ik even terug op wat ik gedaan heb en haal ik drie keer rustig adem voor ik aan het volgende begin.’

Figuur 1 Gedrag als triade
Figuur 1 - Gedrag als tirade

Een aanvulling op de als-dan zin die ik heb geïntroduceerd in onze trainingen is een zinsdeel dat begint met: ‘want…’. Hierdoor pak je meteen het onderdeel Motivatie uit het Triademodel erbij. De regel om iets te doen groeit nu door naar iets wat de persoon zelf heeft besloten en waar hij achter staat. ‘Als ik uit het werk kom, dan eet ik een handje tomaatjes, worteltjes of paprika, want dan voel ik me rustiger tot het avondeten klaar is en ben ik trots omdat ik groente eet’ heeft een ander effect dan de eerdere zin zonder ‘want’.

Waardoor verandert gedrag?

Hoe groot is nu de kans dat deze persoon zijn groente gaat eten als hij uit het werk komt? Om dit te toetsen, kun je met elkaar de factoren uit het Triademodel doornemen. Wil hij dit doen? Als hij het fijn vindt om zich rustiger te voelen tot het avondeten en meer de persoon is die hij wil zijn als hij groente eet, draagt dat bij aan de factor M van motivatie. Het kan natuurlijk zijn dat hij ook gemotiveerd is voor zijn oude gedrag, bijvoorbeeld pinda’s en wijn nemen bij thuiskomst. Wellicht neemt zijn trek daarbij net zo goed of zelfs meer af als door de groente en vindt hij het ook lekkerder.

De wisselwerking van motivatie met capaciteiten en gelegenheid zal voor een groot deel bepalen welk gedrag het ‘wint’. Een nuttige capaciteit kan bijvoorbeeld te maken hebben met het managen van voorraden en boodschappen, inclusief een aantrekkelijke presentatie van het eten in de (koel)kast. Of met goed communiceren en de verbinding maken met huisgenoten, die hun eigen wensen en gewoontes hebben. Gelegenheid kan bijvoorbeeld zijn of er elke paar dagen nieuwe groente geregeld kan worden en of er niet teveel onverwachte gebeurtenissen zijn rondom de thuiskomst, die hem afleiden bij het aanleren van de nieuwe gewoonte.

Omdat we geneigd zijn om te denken dat motivatie bepaalt of iemand iets doet, wordt er vaak te weinig aandacht besteed aan capaciteit en gelegenheid. Het gevolg is dat het oude gedrag het wint, want dat is meestal jarenlang getraind en volledig vertrouwd. Dus is er per definitie motivatie voor: het is comfortabel en kost geen moeite.

Samen succeservaringen creëren bij het werken aan nieuw gedrag, is cruciaal. Je werkt daarmee aan vertrouwen in eigen kunnen. Maar er gebeurt nog meer: iemand ervaart dat hij in staat is om zich aan te passen en dat is een belangrijk vermogen in onze snel veranderende samenleving. Het gevoel van regie groeit. En dan is er nog een derde opbrengst: als de ander iets weet te veranderen in verbinding met jou als professional en de mensen om zich heen, is hij nog verder versterkt. Het zou zomaar kunnen dat vertrouwen, wendbaarheid en verbinding drie van de belangrijkste factoren zijn voor welzijn op de korte en langere termijn, zowel voor een individu als binnen gemeenschappen.

Een voorbeeld dat ik niet snel zal vergeten, is de deelnemer aan een Gecombineerde Leefstijl Interventie (GLI), die trots de inhoud van zijn koelkast liet zien aan de leefstijlcoach. Hij had opgepikt dat het goed was om meer salade te eten en had nu bakken aardappelsalade, huzarensalade en tonijnsalade gekocht waar hij dagelijks goed van at. De leefstijlcoach heeft zijn inspanningen en zijn bereidheid om nieuwe dingen te doen geprezen en voor wat nadere educatie gezorgd.

Nieuw gedrag

Je gewoontes veranderen is spannend en vraagt veel, want je moet nieuw gedrag starten en volhouden. Bij het starten kun je confrontaties verwachten met jezelf en andere mensen. Past het bij je? Stoort het anderen in hun patronen en verwachtingen en gaan zij tegengas geven? Gaat het zoals je had verwacht en kun je hindernissen goed aan? Naar het volhouden kijken mensen nog niet altijd bij aanvang, behalve als ze vaker geprobeerd hebben dit gedrag aan te passen en daarin niet (volledig) geslaagd zijn. Dan hebben ze een verminderd vertrouwen in de nieuwe poging, omdat ze vermoeden dat het weer kan mislukken. Het beschrijven van concreet en haalbaar gedrag en aangeven dat uitglijders maken normaal is, kan dan helpen.

In zijn algemeenheid helpt het enorm als je als begeleidende professional kunt zorgen voor vertrouwen en een gevoel van veiligheid. Dit vraagt om verbinding maken met de ander. Lukt dat? Om die vraag te beantwoorden, mogen we even teruggrijpen op een eerder punt van inzicht: we zullen ‘verbinding maken’ moeten vertalen naar concreet gedrag. Een aantal suggesties. Als je in gesprek gaat over gedrag en verandering van gedrag, dan…

  • … neem je daar voldoende tijd voor, want je wil tot een punt kunnen komen dat de ander vertrouwen voelt in een eerste stap.
  • … onderzoek je met de ander wat hij wil bereiken en waarom, want dat geeft hem de reden om alles te verdragen wat oncomfortabel is bij nieuw gedrag aanleren.
  • … zoek je samen naar een kleine verandering die acceptabel en zeker haalbaar is, want je wil dat de ander zijn vertrouwen kan opbouwen in plaats van een nieuwe teleurstelling te moeten verwerken.

Haalbaarheid

Lijken deze drie punten bij voorbaat al niet haalbaar, dan zou je kunnen afwegen of het wel passend is om over gedragsverandering in gesprek te gaan. Of is een betere optie om met de ander te bespreken waar hij ondersteuning hierbij kan vinden, in zijn persoonlijke kring of bij een andere professional? Besluiten dat je de mogelijkheden niet hebt om de juiste begeleiding te bieden, kan voelen als een zwaktebod. Maar vergelijk het eens hiermee: je vraagt een professional organizer om hulp om een kamer opnieuw in te richten waar je liever niet komt. Ze komt binnen, trekt een aantal kasten open, wijst op alle plekken waar het rommelig en vies is, vertelt je dat je het zou moeten opruimen en meldt dan dat de afspraak afgerond is. Voel je je dan versterkt? Of had je dan liever deze interventie overgeslagen?

Het kan ook goed zijn dat een effectieve ondersteuning bieden bij gedragsverandering je vanuit je huidige situatie niet haalbaar lijkt, maar dat je dat wel zou willen. Met andere woorden: motivatie is in beginsel aanwezig bij jou, maar jouw totaal van motivatie (M), capaciteiten (C) en gelegenheid (G) is nog niet sterk genoeg. Om nieuw gedrag te gaan vertonen, moeten de factoren samen groeien tot een voldoende niveau om een omslag te creëren. Is die potentie er, naar jouw idee? Dan kun je je afvragen welke factor als eerste versterkt moet worden. Is het C, dan kan je motivatie je ertoe brengen om meer te gaan leren over het begeleiden van gedragsverandering, op de punten waar je je nog niet sterk genoeg voelt.

Is het de G van gelegenheid die je tegenhoudt, dan kan het gaan om situationele factoren waar je zelf invloed op hebt. Dit is het geval als je met meer motivatie of capaciteiten de situatie kunt veranderen. Bijvoorbeeld als je beter leert prioriteren en andere keuzes gaat maken, waardoor er meer ruimte in je agenda ontstaat. Of als je gemotiveerd genoeg bent om de doelstelling van je praktijk bij te stellen, waardoor patiënten steeds vaker met een andere verwachting binnenkomen.

Pionieren

Je beleving kan ook zijn dat de gelegenheid wordt bepaald door anderen of door ‘het systeem’ waarbinnen je werkt. Een voorbeeld is dat je verzekerde zorg biedt en er geen declaratiemogelijkheid is ingericht voor begeleiding bij gedragsverandering. Of je werkgever heeft je aangesteld voor diagnose en behandeling en vindt dit geen passende invulling van je rol. Als je dan tóch gedragsverandering wilt gaan begeleiden, moet je wellicht op zoek naar een nieuwe werksetting. Een overweging hierbij: voor het oplossen van de groeiende gezondheidsproblemen in onze samenleving moet er iets veranderen. We zullen dus met zijn allen moeten pionieren en nieuwe paden moeten banen. Misschien moet dat ook wel plaatsvinden binnen je huidige werksetting en is het een gemiste kans als professionals met oog voor leefstijl en gedragsverandering de basisplaatsen binnen het zorgsysteem verlaten in plaats van het te versterken van binnenuit.

Betekenisvol werk blijven doen en mensen ondersteunen bij gezond gedrag vraagt van een professional dat hij zelf goed zit met zijn vertrouwen, wendbaarheid en verbinding. Die heb je nodig om je niet (te lang) te laten meeslepen door kaders of wat anderen lijken te willen, maar om steeds terug te komen bij wat je zelf belangrijk vindt en wat jouw kracht is. De verbinding daarmee behouden, maakt het mogelijk om ook te verbinden met de ander, die niet (meer) handelt naar wat hij belangrijk vindt en wat zijn kracht is. Met andere woorden: als je zelf maar half aanwezig bent, kan een ander geen gebruik maken van jouw volledige vermogens. Dat kost de ander zijn resultaat en het kost jou je werkplezier en voldoening.

Aan de slag

Hoe werk je aan je eigen vertrouwen, wendbaarheid en verbinding? Dat loopt parallel aan hoe je het met anderen zou doen. Je stelt jezelf bijvoorbeeld regelmatig de vraag wat nu belangrijk is. Je maakt afspraken met jezelf en anderen die zéker haalbaar zijn. En je leert je eigen waarden en talenten steeds beter kennen, zodat je in lijn daarmee kunt werken en handelen. Wellicht een mooie stap, nu je je kostbare tijd hebt geïnvesteerd in het lezen van dit artikel: maak een als-dan-want actie voor jezelf, die je gaat uitvoeren om je eigen vertrouwen, wendbaarheid en/of verbinding te versterken. 

Referenties

1 Poiesz, T. Redesigning psychology. In search of the DNA of behavior. Eleven International Publishing, 2014.