Nieuwe website!

Welkom! Je bent uitgekomen op de nieuwe website van Voedingsgeneeskunde. De reguliere website is sterk verouderd en is aan vernieuwing toe. Je zult steeds vaker worden doorverwezen vanuit een podcastaflevering of de nieuwsbrief naar deze nieuwe website. Surf gerust rond, de website is nog volop in ontwikkeling. 

Fytotherapie voor de urinewegen
Fytotherapie voor de urinewegen

Fytotherapeutica met een werking op de nieren maken van oudsher een belangrijk onderdeel uit van de behandeling van tal van aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, artritis en het elimineren van toxines. Planten kunnen echter ook de nieren en urinewegen zelf ondersteunen in hun functie en gezondheid, zoals bij blaasontsteking, (aspecifieke) plasproblemen, LUTS en nierstenen. Het meest effectief zijn zij echter bij deze toepassingen als ze als onderdeel van een bredere behandeling worden ingezet.

Urinewegklachten, zoals frequente aandrang, pijn bij het plassen en een zwakke urinestraal, komen veel voor en kunnen de levenskwaliteit verminderen. Oorzaken variëren van benigne prostaatvergroting (BPH) tot urineweginfecties en overactieve blaas. Naast conventionele behandelingen worden ook kruiden onderzocht op hun potentieel om deze klachten te verlichten, bijvoorbeeld pompoenpitten bij LUTS (Lower Urinary Tract Symptoms) of cranberry-extracten ter preventie van urineweginfecties. Hoewel kruiden veelbelovend kunnen zijn, is voorzichtigheid geboden, vooral bij nierfalen, obstructie van de urinewegen of ernstige glomerulonefritis.1

LUTS

Lagere urinewegsymptomen (LUTS) of aspecifieke mictieklachten zijn klachten die te maken hebben met problemen bij het plassen. LUTS komt vaak voor bij oudere mannen. De symptomen zijn aspecifiek en kunnen onder andere bestaan uit moeite met het beginnen van plassen, een zwakke urinestraal, nadruppelen, vaak moeten plassen en het gevoel dat de blaas niet helemaal leeg is. Deze symptomen kunnen verschillende oorzaken hebben, waarvan BPH de belangrijkste is. Door vergroting van de prostaat kan de urinebuis vernauwen, wat leidt tot plasproblemen. Andere oorzaken van LUTS zijn een overactieve blaas, neurologische aandoeningen of aandoeningen die invloed hebben op de functie van het zenuwstelsel, zoals diabetes of multiple sclerose.

Ook verschillende soorten medicijnen zoals diuretica, anticholinergica, tricyclische antidepressiva, alfa-adrenerge agonisten, calciumagonisten, opioïden en antipsychotica kunnen LUTS veroorzaken.2 Deze medicijnen kunnen zowel direct als indirect de blaas aansturen en invloed hebben op de spiercontrole en het zenuwstelsel van de urinewegen. Tricyclische antidepressiva kunnen leiden tot urineretentie door de samentrekkende beweging van de blaasspieren te verminderen. Hierdoor blijft er urine in de blaas achter, wat leidt tot frequente of drukkende plasdrang. Calciumantagonisten hebben een soortgelijk effect door de blaascontractie te verminderen. Alfa-adrenerge agonisten kunnen de samentrekking van de blaashals juist versterken, wat het moeilijker maakt om urine vrij te laten. Dit kan leiden tot symptomen als moeilijk plassen of een zwakke urinestraal.

Pompoenpitten

Naast de inzet van medicatie kan de toepassing van pompoenpitten (Cucurbita pepo) mogelijk verlichting geven bij LUTS-klachten.3 Pompoenpitten bevatten verschillende stoffen, waarvan fytosterolen en antioxidanten de belangrijkste zijn. Met name het fytosterol beta-sitosterol is structureel vergelijkbaar met cholesterol en bepaalde hormonen. Hierdoor kan het de activiteit van het enzym 5-alfa-reductase remmen, dat verantwoordelijk is voor de omzetting van testosteron in dihydrotestosteron (DHT). DHT speelt een belangrijke rol bij de groei van de prostaat en het ontstaan van prostaathyperplasie. Door de DHT-niveaus te verlagen neemt de druk op de urinewegen af doordat de prostaatomvang afneemt. Ook lijkt pompoenpitextract een positief effect te hebben op de tonus van de detrusorspier, de spier die de blaaswand vormt en belangrijk is voor het urineren.

Men denkt dat pompoenpitten kunnen helpen om de contractie van de blaas te reguleren, waardoor overactieve blaasproblemen en aandrang afnemen. Dit mechanisme wordt echter nog niet volledig begrepen, maar zou kunnen samenhangen met de invloed van de verschillende vetzuren en antioxidanten in de pitten. Hoewel er beperkt wetenschappelijk onderzoek beschikbaar is, tonen sommige studies aan dat pompoenpitten de ernst van LUTS kunnen verminderen en mogelijk een positief effect hebben op het urineren. Zelfs als deze klachten worden veroorzaakt door medicijngebruik. Met name LUTS-klachten door medicijnen met een anticholinerge werking zouden kunnen verminderen door het gebruik van pompoenpitten. Het effect van pompoenpitten is echter vooral onderzocht bij LUTS door BPH.3

Interstitiële cystitis

Interstitiële cystitis (IC), ook wel pijnlijke blaassyndroom genoemd, is een chronische aandoening van de blaaswand die wordt gekarakteriseerd door chronische pijn, frequente aandrang om te urineren en ongemak in de onderbuik of bekken. Het heeft daarmee enige overlap met de symptomen van LUTS. In tegenstelling tot LUTS komt IC echter vaker voor bij vrouwen. De exacte oorzaak van IC is onbekend, maar heeft mogelijk te maken met beschadiging van de blaaswand, ontstekingen of overactieve mestcellen. In tegenstelling tot wat de term 'cystitis' misschien doet vermoeden, is IC geen ontsteking door infectie, zoals bijvoorbeeld blaasontsteking. Het is een chronische ontsteking door bepaalde triggers, zoals stress, slechte voeding of andere omgevingsfactoren.

Behandeling

In een overzichtspublicatie worden verschillende behandelopties beschreven, waaronder kruidenmiddelen.4 Zoethout heeft ontstekingsremmende eigenschappen en helpt de slijmvliezen te beschermen. Slijmvlies herstellende middelen, zoals Ulmus fulva en Althea officinalis, kalmeren de blaaswand en verlichten irritatie. Kava kava (helaas verboden in Nederland en België) wordt gebruikt voor pijnverlichting en spierontspanning, terwijl moederkruid (Tanacetum parthenium) ontstekingen vermindert en mestcellen stabiliseert. Ook quercetine heeft dit mestcelstabiliserende effect.4 Blaasstimulerende middelen of kruiden die de urineproductie stimuleren kunnen IC-klachten verergeren en worden beter niet ingezet.

Nierstenen

Urolithiasis, oftewel de vorming van nierstenen, ontstaat wanneer mineralen en zouten zich ophopen in de urinewegen en hier complexen vormen. Dit proces wordt beïnvloed door een disbalans tussen oplosbare stoffen in de urine, zoals calcium, oxalaat, fosfaat en urinezuur, en factoren die hun neerslag voorkomen, zoals een goede urineproductie en zuurgraad van de urine en voldoende aanwezigheid van citraat.

Er bestaan verschillende soorten nierstenen. Calciumoxalaatstenen komen veruit het meeste voor (70-90% van de nierstenen). Deze stenen vormen zich bij hoge concentraties calcium en oxalaat in de urine door een hoge oxalaatinname via voeding, hoge calciumuitscheiding en een lage citraatconcentratie in de urine. Urinezuurstenen ontstaan in situaties van een lage urine-pH in combinatie met een hoge concentratie urinezuur. Verhoogde urinezuurconcentratie kan worden veroorzaakt door metabole aandoeningen zoals jicht. Stenen die minder vaak voorkomen, zijn struvietstenen en cystinestenen. Struvietstenen worden veroorzaakt door urineweginfecties met bepaalde bacteriën die ureum afbreken, wat leidt tot een alkalische urine. Cystinestenen worden veroorzaakt door een genetische afwijking die cystine slecht oplosbaar maakt in de urine.5

Preventie

Kruiden kunnen op verschillende manieren bijdragen aan de preventie van nierstenen. Diuretische kruiden verhogen de urineproductie en verdunnen zo de concentratie steenvormende stoffen. Het verhoogde urinevolume helpt tevens om kleine kristallen of deeltjes uit de nieren en urinewegen te spoelen voordat ze zich kunnen vormen tot grotere stenen. Sommige diuretische kruiden, zoals Orthosiphon stamineus en Phyllanthus niruri, kunnen de pH van de urine beïnvloeden, wat vooral zinvol is bij urinezuurstenen die ontstaan in een zure omgeving. Een hogere urine-pH kan tevens helpen om bestaande urinezuurkristallen op te lossen en nieuwe steenvorming te voorkomen.5,6

Gebruik van kruiden dient te worden vermeden in aanwezigheid van grotere nierstenen die niet via de urinewegen kunnen worden afgevoerd, waarvan afvoering zeer pijnlijk is of zelfs een blokkade kunnen veroorzaken. Kruidenmiddelen zijn daarom met name van toegevoegde waarde bij het voorkomen van niersteenvorming en mogelijk ook bij de behandeling van (zeer) kleine stenen of beginnende niersteenvorming. De inzet van kruiden moet daarbij worden afgestemd op het type niersteen. Ter preventie van calciumoxalaatstenen kunnen Hibiscus sabdariffa en Phyllanthus niruri worden toegepast. De planten hebben namelijk de potentie om oxalaat op te lossen. Urinezuurstenen kunnen mogelijk worden voorkomen met Phyllanthus niruri en Orthosiphon stamineus. Deze planten hebben een pH-verhogend effect, wat de vorming van stenen remt. Berkebladeren kunnen worden ingezet ter preventie van nierstenen in het algemeen, maar zouden vooral gunstig kunnen zijn bij het verminderen van het risico op struvietstenen door de ontstekingsremmende en diuretische effecten.5

Hibiscus sabdariffa bevat antioxidanten en organische zuren, zoals citroenzuur. Deze stoffen kunnen de oplosbaarheid van oxalaat verhogen en de binding van calcium verminderen, waardoor het risico op calciumoxalaatstenen vermindert. Daarnaast bevordert hibiscus de diurese, waardoor de kans op neerslag van calciumoxalaat vermindert. Phyllanthus niruri, ook bekend als stonebreaker of steenbreker, is traditioneel een veelgebruikt kruid bij nierstenen vanwege de mogelijke lithotriptische eigenschappen. Enkele kleine studies tonen aan dat het de vorming van calciumoxalaatkristallen kan voorkomen door de hechting ervan aan de nierwand te verminderen. Het verhoogt ook de urineproductie, wat helpt bij het spoelen van bestaande kristallen. Bovendien kan de steenbreker helpen om de urine-pH te reguleren, wat gunstig kan zijn tegen de vorming van urinezuurstenen. Solidago virgaurea (guldenroede) en berkebladeren worden ingezet bij de behandeling van nier- en blaasinfecties en zouden zo indirect de ontwikkeling van struvietstenen kunnen voorkomen.1,5

Ter preventie van nierstenen kunnen daarnaast, in aanvulling op bovengenoemde planten, specifieke voedingsaanpassingen helpen om de samenstelling van de urine te optimaliseren en het risico op steenvorming te verminderen. In het kort betekent dit bijvoorbeeld bij calciumoxalaatstenen dat het belangrijk is om oxalaatrijke voeding te vermijden en deze eventueel te combineren met calciumrijke voeding om neerslag van oxalaat in de darmen te bevorderen. Consumptie van zwarte thee dient te worden beperkt vanwege de hoge oxalaatconcentratie en bevordering van de calciumuitscheiding. Suppletie met citraat (zoals kalium- of magnesiumcitraat) kan de vorming van calciumoxalaat- en urinezuurstenen remmen. Citraat heeft een alkaliserend effect op de urine, bindt zich aan calcium in de urine waardoor het risico op calciumoxalaatstenen vermindert en verhoogt de oplosbaarheid van oxalaat.6

Ook is het belangrijk om de darmen mee te behandelen. Bepaalde voedingsstoffen, darmbacteriën en de algemene darmfunctie kunnen namelijk het risico op nierstenen beïnvloeden. Een verstoorde vetvertering leidt tot een verhoogde oxalaatopname in de darmen. Bij vetmalabsorptie kunnen vrije vetzuren zich binden aan calcium waardoor er minder calcium beschikbaar is in de darmen om oxalaat te binden. Dit kan leiden tot een verhoogde oxalaatopname en een hoger risico op calciumoxalaatstenen. Bittere kruiden zoals artisjok, paardenbloem en mariadistel kunnen de galproductie stimuleren, wat de vetvertering bevordert. Oxalobacter formigenes is een darmbacterie die een belangrijke rol speelt bij de afbraak van oxalaat in koolstofdioxide en mierenzuur voordat het in de bloedbaan en urine terechtkomt. Een tekort aan O. formigenes in het microbioom is daarom geassocieerd met een verhoogd risico op calciumoxalaatstenen.6 Verschillende laboratoria bieden het meten van de bacterie in ontlasting inmiddels aan.

Antiseptica voor de urinewegen

Tot slot mogen fytotherapeutica bij urineweginfecties (UWI's) niet ontbreken. Deze infecties worden meestal veroorzaakt door bacteriën die van buitenaf de urinewegen binnendringen. De meest voorkomende veroorzaker is Escherichia coli die zich hecht aan de urotheelcellen in de blaas en de urethra. Infectie treedt meestal op via de urethra, waar de bacteriën zich kunnen vermenigvuldigen en zich omhoog kunnen bewegen naar de blaas, de urineleiders en in sommige gevallen zelfs de nieren. Het lichaam reageert op de infectie door ontstekingsmediatoren vrij te geven, wat leidt tot symptomen zoals pijn, frequent urineren en een branderig gevoel bij het plassen.

Cranberry is veruit het bekendst voor de preventie van UWI's. De proanthocyanidinen (PAC's) voorkomen de hechting van E. coli aan de cellen in de urinewegen. Dit maakt het voor bacteriën moeilijker om infectie te veroorzaken. Extracten van de bessen worden regelmatig ingezet in combinatie met d-mannose, een suiker die vóórkomt in fruit, waaronder cranberry's. De combinatie van cranberry en d-mannose zou een synergetisch effect kunnen hebben doordat beide de bacteriële adhesie verminderen. Inmiddels is goed aangetoond dat cranberry preventief werkt tegen de ontwikkeling van blaasontsteking.7,8 De inzet van de bessen bij behandeling van de aandoening is echter minder overtuigend.9

Minder bekend is de toepassing van jeneverbes of Arctostaphylos uva-ursi bij de preventie of behandeling van milde blaasontsteking.1,10 Jeneverbes wordt traditioneel gebruikt als een diureticum en antiseptisch middel. Het heeft antioxiderende en antimicrobiële eigenschappen die kunnen helpen bij het bevorderen van de urineproductie en het reinigen van de urinewegen. Arctostaphylos uva-ursi bevat arbutine, een stof die in het lichaam wordt omgezet in hydrochinon, een verbinding met antiseptische eigenschappen. Cranberry (zonder d-mannose) kan veilig worden ingezet ter preventie van blaasontsteking tijdens de zwangerschap. Van de overige kruiden ontbreken veiligheidsgegevens en deze worden derhalve beter vermeden tijdens de zwangerschap.

Slot

Toepassing van fytotherapeutica kan zinvol zijn ter preventie van verschillende urinewegproblemen, zoals LUTS, nierstenen en blaasontsteking. Urinewegproblemen staan echter meestal niet op zichzelf en het is daarom belangrijk om tevens te zoeken naar verstoringen in onderliggende oorzaken elders in het lichaam die leiden tot de klachten. De inzet van kruiden bij urinewegklachten maakt daarom meestal onderdeel uit van een bredere behandeling waarin bijvoorbeeld ook voeding en darmgezondheid meegenomen worden. 

Dossier
Auteur

Farmaceutische wetenschapper en natuurkundige
Trefwoorden
Referenties
  1. Bone K & Mills S. Principles and Practice of Phytotherapy: Modern Herbal Medicine. Elsevier Health Sciences; 2012.
  2. Mictieklachten bij mannen via farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/indicatieteksten/mictieklachten_bij_mannen
  3. Damiano R, Cai T, Fornara P, et al. The role of Cucurbita pepo in the management of patients affected by lower urinary tract symptoms due to benign prostatic hyperplasia: A narrative review. Arch Ital Urol E Androl. 2016 Jul 4;88(2):136-43.
  4. Hudson T. Treating Interstitial Cystitis: A Natural Medicine Approach. Alternative and Complementary Therapies 2004;7(2).
  5. Butterweck V, Khan SR. Herbal Medicines in the Management of Urolithiasis: Alternative or Complementary? Planta Med. 2009;75:1095-103.
  6. Oswal M, Varghese R, Zagade T, et al. Dietary supplements and medicinal plants in urolithiasis: diet, prevention, and cure. J Pharm Pharmacol. 2023;75(6):719-45.
  7. Clement S. Cranberryproducten effectief tegen urineweginfectie. Ned Tijdschr Geneeskd. 2022;166:C5049.
  8. Williams G, Stothart CI, Hahn D, et al. Cranberries for preventing urinary tract infections. Cochrane Database of Systematic Reviews 2023;(11).
  9. Jepson RG, Mihaljevic L & Craig JC. Cranberries for treating urinary tract infections. Cochrane Database of Systematic Reviews 2023;(12).
  10. Verhelst G. Groot handboek geneeskrachtige planten. 12de druk 2024.